Niet gecategoriseerd
Pasen
Het carnavalseizoen is door de vasten ingebed in het kerkelijk jaar,
namelijk 40 dagen voor Pasen. Daarom kan carnaval in principe op elke
datum tussen 2 en 3 februari en 9 en 10 maart vallen. Voor wat de datum
van carnavalzondag voor de eerstvolgende jaren betreft verwijzen wij
naar de afzonderlijke rubriek hierna "Carnavalskalender".
Men viert namelijk het Paasfeest op de 1ste zondag na de volle maan na
21 maart (vastgesteld op het concilie van Nicea, Klein-Azië in 325 na
Christus).
De volle maan was noodzakelijk vanwege de pelgrimstochten die destijds
plaats vonden naar heilige plaatsen. Alzo konden de pelgrims er zeker
van zijn dat ze de tocht, ook bij nacht, konden volbrengen. Het feest
werd daardoor overal op hetzelfde tijdstip gevierd.
Vermoedelijk is Pasen dan ook – net zoals carnaval – een lentefeest dat
volledig in het teken van de vruchtbaarheid staat. Eieren zijn daar nog
steeds een symbool van. Een lentefeest is uiteraard afhankelijk van de
seizoenen en ook met de omloop van de aarde om de zon (het tropisch
jaar). Het feest werd niet alleen gekoppeld aan de zon, maar ook aan de
maan : de omloop van de maan om de aarde (maanmaand). Nu is het zo dat
er precies een afgerond aantal aan maanden in een tropisch jaar passen.
Daardoor verschilt de paasdatum ieder jaar weer. En zo ook de
paas-gerelateerde dagen zoals Vastenavond (40 dagen voor Pasen),
Hemelvaart (40 dagen na Pasen).
Carnaval
Het is ook niet toevallig dat het carnavalseizoen wordt ingezet op 11
november, het feest van Sint-Maarten, opnieuw 40 werkdagen voor een
belangrijk kerkelijk feest, namelijk Kerstmis. Men sprak in de
Gallische Kerk van de Epiphaniavasten of de "kleine vasten".
Vanuit deze optiek gezien zou een eventueel voorseizoen voor de
carnaval zonder veel bezwaar voor 11 november kunnen beginnen, maar zou
dan wel op 11 november moeten eindigen.
Het carnavalseizoen zit dus eigenlijk niet zo gek in elkaar. Immers in
veel streken mocht de huisslacht alleen tussen Sint-Maarten (11
november) en vastenavond plaats vinden. Daarbij speelde mee, dat in
deze koude periode waarin het voedsel schaars was, zeugen toch beter
geen biggen konden krijgen. Het slachten van dieren paste perfect in de
biologische jaarcyclus. Als de periode voor de slacht werd meestal het
tijdstip gekozen waarop het varken het vetst was en het bewaren de
minste problemen stelde.
Men besefte bovendien dat grote delen van het geslachte varken in
vroegere tijden niet bewaard konden worden (tenzij gedroogd, gerookt of
gezouten) en dus onmiddellijk moest worden geconsumeerd.
Kortom de nog steeds vrij koude periode voor de vasten was daar
bijzonder geschikt voor. Anderzijds kan men zeggen dat het vroegere
carnaval, de dagen waren waarop men zich nog even de buik rond kon eten
voordat de vastenperiode begon. Van de slacht moesten de niet lang
houdbare gedeelten zoals bloed- en leverworst, lever, nieren, enz.. op
en daar bood vastenavond een goede gelegenheid toe.
Na 11 november trad tenslotte een soort natuurlijke vakantie in. Men
had op die dag, nadat de pacht was betaald, stevig gefeest en er hoefde
niet meer al te hard gewerkt te worden. Tijdens deze "winterslaap" kon
men ook met wat minder voedsel volstaan en ook dat kwam goed uit.
Wie doordrongen is van de magische betekenis van het gekkengetal "de
elfde van de elfde" zal bovendien begrijpen dat een carnavalorganisatie
zo een datum niet ongemerkt voorbij kan laten gaan. Het feit dat men
vaak voor allerlei manifestaties het weekend ervoor of erna kiest dient
aanzien te worden als een onbeduidende (praktische) schoonheidsfout.
Vanaf de elfde van de elfde doet carnaval aldus zijn intrede en dit in
principe tot aan de eerste zondag van de Advent. Daarna treed de
zogenaamde stille periode in, die men Advent noemt. Het zijn de vier
volle weken die Kerstmis voorafgaan, en tijdens dewelke eigenlijk geen
openbare carnavalsactiviteiten zouden mogen plaatsvinden. Ook hier
heeft onze moderne samenleving helaas voor enkele uitzonderingen
gezorgd.
Vervolgens belanden we in de periode tussen Kerstmis en Driekoningen.
In de volkscultuur was deze twaalfdaagse periode vroeger van veel
belang, maar ook daar is de betekenis ervan ondertussen verwaterd.
Op 28 december worden nog steeds op enkele plaatsen de "onnozele"
kinderoptochten georganiseerd of zijn ze weer in ere hersteld. Het
vroegere Driekoningengebeuren is historisch nauw verwant aan de
vastenavondgebruiken. Het feest fungeerde oorspronkelijk als een
Nieuwjaarsfeest en/of de verdrijving van het oude jaar. Dit werd in de
vorm van een "ald wief" verdreven. Zij verpersoonlijkte al het kwaad
van het afgelopen jaar en moest plaats maken voor de verschijning of de
geboorte van het nieuwe jaar.
De daaropvolgende periode situeert van de 7de januari tot de laatste week voor carnaval.
Al naar gelang de lengte van het carnavalseizoen volgt dan een meer of
minder intensief programma van zittingen, revues, bals en specifieke
manifestaties of evenementen.
Het belang van deze voorfase mag niet worden onderschat. Het is zowat
de tijd – om het in keukentermen uit te drukken – van het voorsudderen.
De sfeer wordt consequent opgebouwd en een soort van carnavalistische
hersenspoeling doet haar intrede.
Tijdens de laatste week voor carnaval voelt men de koorts duidelijk
toenemen. Links en rechts worden er prinsenrecepties gehouden, terwijl
op sommige plaatsen naar Rijnlands model "Weiberfastnacht",
vrouwenvastenavond gevierd wordt op donderdag voor vastenavond. De
vrouwen spelen dan de baas. Ze laten zich niets door de mannen zeggen;
er worden zelfs klopjachten op mannen gehouden terwijl mannen zich dan
niet zonder risico kunnen vertonen.
Zo breekt dan de vrijdag aan. Steeds meer scholen wijden de
vrijdagnamiddag aan de carnavalsviering. Kinderen worden uitgenodigd
verkleed naar school te komen, soms organiseert men zelfs een
schooloptocht en kiest men een schoolprins.
Voor de energieke vierder is de vrijdag vaak al een mooie gelegenheid om op gang te komen en om "voor te proeven".
In de laatste week, maar soms ook eerder, bestaat bij bepaalde
carnavalsorganisaties de traditie om een plaatselijke carnavalskrant
uit te geven, of worden er eucharistievieringen opgedragen in het
plaatselijk dialect.
Het is ook een gewoonte dat op dat moment de prins, de lagere- en
kleuterscholen gaat bezoeken om bijvoorbeeld de creatieve prestaties,
zoals tekeningen en teksten over carnaval te beoordelen, alsook de
wagenbouwers die de laatste hand leggen aan hun nieuwe wagens.
Vanaf moment dat in de zestiger jaren de vrije zaterdag ingeburgerd
raakte hebben de carnavallisten deze dag meteen ingepalmd, waardoor we
ondertussen op vele plaatsen de zogenaamde "Drie Dolle Dagen"
terugvinden. Op enkele plaatsen heeft men zelfs van de gelegenheid
gebruik gemaakt om de carnavalstoet 's zaterdags te laten doorgaan.
Heel vroeger gold in de katholieke streken trouwens dezelfde traditie,
en werd de hoofdmanifestatie, namelijk de optocht, verschoven naar de
maandag. Een gebruik dat we nu nog steeds op tal van plaatsen
terugvinden de zogenaamde stoeten op Verloren Maandag of Rosenmontag.
Alhoewel er links en rechts wel verschillen in de tradities te noteren
vallen, draait alles toch rond een aantal "scharnierelementen".
Volledigheidshalve dient er nog aan toegevoegd te worden dat, voor wat
voornamelijk Vlaanderen betreft, op plaatsen waar de carnavaltraditie
van een eerder recente datum is, de carnavalsviering zich vaak niet
meer situeert tijdens het klassieke carnavalsweekend, maar wel tijdens
een van de daaropvolgende weekends. Hetgeen maakt dat je Vlaanderen
tijdens de weekends tussen "carnavalzondag" en "halfvasten" wekelijks
wel ergens een carnavalsoptocht tegenkomt. Zelfs na halfvasten zijn er
jammer genoeg nog enkele optochten, alhoewel dit gelukkig erg beperkt
is.
Comments RSS Feed